Onze vrijwilliger: Robert-Jan

Onze club kan niet zonder vrijwilligers! Ook dit seizoen zullen er verschillende mensen voor even op de voorgrond treden, zodat we hen beter leren kennen.  Deze keer is het de beurt aan Robert-Jan Wit (36).

Sinds vorig seizoen is Robert-Jan de trainer en coach van DESS JO10. “Anita deed het voor mij en ik kwam vaak kijken. Op een gegeven moment was zij nodig bij de JO12 en ze vroeg mij of ik het wilde overnemen bij de JO10 (toen nog JO9). Dat leek me wel leuk en ik ben het gewoon gaan doen. Ik had ooit al eens training gegeven toen ik een jaar of 18 was en net in de selectie speelde. Toen deed ik dat samen met Vincent Vriend, Ruben Kool hielp ook wel eens.”

Hij heeft zelf ook lang bij DESS gespeeld. “Ik begon toen ik 5 of 6 was en heb onder andere Herman Poeze, René Kool, Zoef en Gert Bottenberg als trainers gehad. Herman rookte altijd shag tijdens de wedstrijden, Zoef was best relaxed en bij Gert ging het er serieuzer aan toe. Bij hem was meedoen niet belangrijker dan winnen, maar was winnen belangrijk. Hij regelde ook dat we vaak naar toernooien gingen. Meestal in de buurt, maar we zijn ook een keer een weekend naar Landgraaf geweest om een toernooi te spelen. Daar was gezelligheid wel erg belangrijk.”

“Toen ik een jaar of 17 was ben ik gestopt. Ik had eerst last van m’n lies, daarna van m’n hele been, m’n rug en uiteindelijk bleek dat mijn meniscus kapot was. Na een operatie ben ik gestopt, want steeds als ik ging voetballen werd die knie weer dik.”

Het klinkt alsof hij z’n hele leven hier in het dorp heeft gewoond, maar dat is niet zo. Hij werd geboren in Wervershoof en verhuisde een jaar later naar Opperdoes. Daar beviel het het gezin niet. “De buurman daar wilde niet dat we herrie maakten en dat was natuurlijk lastig met 5 kinderen in huis. Ik heb nog een broertje (Matthijs), een zus (Petra) en twee oudere broers (Adri en Emiel). Toen ik 4 was verhuisden we naar Sijbekarspel.”

Tegenwoordig werkt hij in de beveiliging. Zijn dagen worden gevuld met intercom systemen aanleggen, toegangstechniek en de automatisering van deuren. Hij is begonnen bij Defensie. Een heel aantal jaren heeft hij bij de onderzeedienst gewerkt. In onderzeeërs was hij van de technische dienst en het onderhoud. Het leven op een onderzeeër is niet alledaags:

“Je hebt een leefruimte van 30 bij 6 meter. Er gaan 60 man mee op een missie, 30 hebben rust, 30 werken. Dit gaat dag en nacht door. Je werkt steeds 6 uur en daarna ben je 6 uur vrij. In je 6 vrije uren moet je zorgen dat je eet, eventueel sport en slaapt. Het komt erop neer dat je ongeveer 3 a 3,5 uur slaapt en dan weer moet werken. Slapen doe je in een smal bed wat niet heel erg lang is. Ik ben zelf gelukkig niet de allergrootste, dus dat was geen probleem. We hadden ook een jongen mee die wel heel lang was. Aan de achterkant van je bed zat een kastje voor je spullen. Die lange jongen had een gat in de muur gezaagd waar z’n kastje zat. Zo kon hij z’n voeten door dat gat in z’n kastje leggen en paste hij net in een bed. De bedden waren ook best smal. Dat was expres, zodat je tegen de beide wanden aanlag. Als de onderzeeër schommelde, viel je niet uit je bed.”

“De langste missie die ik heb gedaan duurde 7 maanden. We gingen naar Somalië om de piraterij tegen te gaan die daar aan de gang was. We vertrokken uit Nederland eerst naar Barcelona. Daar kwamen we weer boven om het eten aan te vullen en wat teambuildingsactiviteiten te doen. Voedsel meenemen werd heel precies uitgerekend. Er was erg weinig ruimte op zo’n onderzeeër en we moesten 3 maanden onder water blijven. Er was een koelruimte voor het eten wat het eerst gebruikt ging worden en een vriesgedeelte voor de maaltijden die later werden gebruikt. Ze hadden voor al die tijd al precies uitgedacht wat je op welke dag ging eten.
Toen we eenmaal bij Somalië waren was het eigenlijk best saai. We moesten zien te ontdekken waar de schepen van de piraten lagen en we mochten onszelf niet verraden. Dat betekent dat je allemaal constant heel stil moet zijn. Als je bijvoorbeeld te hard tegen de wand aan bonkt, gaat dat geluid door het water naar de spionnen van de tegenstander en is je positie verraden.”

“Contact met familie en vrienden was lastig. Je kon een mailtje sturen via een floppydisk. De mailtjes werden verzameld en 1x in de zoveel tijd ging de zendmast omhoog en werden alle mailtjes tegelijk verstuurd. Daarna was het wachten op antwoord en dat kon best even duren. Er hing een bord waarop de namen stonden van de mensen die een bericht hadden ontvangen, dus iedereen ging regelmatig kijken of z’n naam erop stond.”

Een jaar of 6 geleden ben ik gestopt met dat werk. Ik had kinderen gekregen en ik miste veel van hun opgroeien. Jaimy vond het ook maar niks dat ik zo vaak en zolang weg was, dus toen heb ik besloten dat ik ander werk ging zoeken. Ik vond het hartstikke leuk om te doen, maar je kinderen zien opgroeien en thuis zijn is ook veel waard.”

Zouden de spelers van de JO10 weten dat ze zo’n stoere trainer en coach hebben? Vraag hem er maar eens naar als je in dat team speelt, want hij kan er leuk over vertellen en heeft goede verhalen!